Sterke publieke gezondheidszorg nodig om coronapandemie in te dammen

De uitbraak van het coronavirus (COVID-19) heeft zich in minder dan twee maanden tijd vanuit China naar meer dan honderd landen verspreid. Op 10 maart waren er meer dan 100.000 bevestigde gevallen en meer dan 4.000 sterfgevallen. Het is tijd om een balans op te maken en de reacties van de verschillende landen inzake de besmetting tot dusver te beoordelen.

Het verslag van de gezamenlijke missie van de Wereldgezondheidsorganisatie en China over COVID-19 dat de balans opmaakt van de Chinese maatregelen, biedt essentiële inzichten in de strategieën om het virus in te dammen. Ook geeft het een verklaring voor het falen van veel zorgstelsels wereldwijd om de uitbraak succesvol in te dammen. Het biedt ook pistes voor meer weerbare gezondheidsstelsels.

In het verslag wordt geconcludeerd dat China misschien wel de meest ambitieuze, wendbare en strijdbare inspanning ooit heeft ontplooid op het gebied van ziektebestrijding. En dit met succes. Het aantal gevallen is aanzienlijk gedaald en het dagelijkse leven hervat langzaam in de gebieden die de afgelopen weken onder grote druk stonden.  

Aangezien er geen vaccin of specifieke behandeling bestaat, is het beheersen van de besmetting gebaseerd op een aantal maatregelen. Dit houdt o.a. in: het identificeren van besmette mensen, hen de juiste zorg bieden, het opsporen van contacten van geïnfecteerden, het voorbereiden van ziekenhuizen en klinieken op een besmettingsgolf, en het opleiden van gezondheidswerkers. De conclusie van het gezamenlijke missieverslag van de WHO en China is opmerkelijk, aangezien daarin wordt gesteld dat dit alleen mogelijk is geweest “dankzij het grote engagement van het Chinese volk ten opzichte van collectieve actie om deze gemeenschappelijke dreiging aan te pakken”.

Soortgelijke conclusies kunnen worden getrokken uit de ervaringen in andere Aziatische gebieden. In een artikel op de website van The Lancet beoordelen deskundigen de veerkracht van de zorgstelsels in Hongkong, Singapore en Japan aan de hand van hun vermogen om de huidige COVID-19-crisis adequaat te beheersen. De gezondheidsstelsels in deze landen hebben zich hierop over het algemeen goed kunnen afstemmen.

Bovengenoemde drie landen hebben passende inperkingsmaatregelen ingevoerd, hebben stappen ondernomen om de verstrekking en financiering van de gezondheidszorg te ondersteunen en hebben plannen en beheersstructuren ontwikkeld en uitgevoerd. Een geïntegreerde dienstverlening, zowel binnen het gezondheidsstelsel als met andere sectoren, heeft hen beter in staat gesteld om schokken op te vangen en zich aan te passen. Bovendien heeft de ervaring aangetoond dat het vertrouwen van patiënten, gezondheidswerkers en de samenleving als geheel in de overheid van het grootste belang is om gezondheidscrises het hoofd te kunnen bieden. In dit licht is het interessant dat er in Singapore, Japan en Hongkong veel vertrouwen is in de sterke openbare zorgstelsels. Die hebben een breed draagvlak en zijn in staat om niet alleen de gezondheidswerkers te bereiken en te mobiliseren maar ook de brede bevolking.

In veel landen wereldwijd zijn de door de overheid gefinancierde en beheerde gezondheidsstelsels geleidelijk aan ontmanteld. De privatisering heeft hun vermogen aangetast om grootschalige preventiecampagnes te coördineren. Hun capaciteit om curatieve diensten in crisissituaties uit te breiden is beperkt. En tegelijkertijd is het vertrouwen van het brede publiek in de gezondheidszorg als geheel aangetast.  

Om bijvoorbeeld op een effectieve manier contacten te kunnen opsporen, is een fijnkorrelig gezondheidssysteem met een uitgebreide eerste lijn noodzakelijk. China heeft tienduizenden gezondheidswerkers weten te mobiliseren bij het opsporen van de contacten van besmette personen. In de VS, waar de primaire gezondheidszorg bijna niet bestaat en het gezondheidssysteem sterk afhankelijk is van secundaire en tertiaire zorg, is het bijna onmogelijk om op grote schaal aan contacttracering te doen.  

Nu COVID-19 zich snel verspreidt naar Europa en de VS zien we de kwetsbaarheid van geprivatiseerde gezondheidssystemen. In Italië, het Europese land dat het zwaarst getroffen is door de epidemie, heeft de regionalisering van de gezondheidszorg – een onderdeel van een breder plan om de nationale gezondheidszorg geleidelijk aan te ontmantelen en te privatiseren – de goedkeuring van coherente maatregelen om de ziekte in te dammen en het gezondheidssysteem te versterken, aanzienlijk vertraagd.

Aangezien hun gezondheidssystemen niet in staat zijn om adequate collectieve reacties te coördineren, is het niet verwonderlijk dat de maatregelen van de Europese regeringen een beroep doen op de individuele verantwoordelijkheid van de mensen. ‘Social distancing’ is de hoeksteen geworden van hun COVID-19 beheersingsstrategie.  

Uiteraard is het gepast om een beroep te doen op de individuele verantwoordelijkheid van mensen. Het is juist te zeggen dat ‘social distancing’ een rol heeft gespeeld bij de beheersing van de virusuitbraak in China, maar het is ook belangrijk om te benadrukken dat deze maatregelen niet volstaan om grootschalige gezondheidsbedreigingen aan te pakken.

Wat we kunnen leren van de wereldwijde coronapandemie is dat sterke openbare gezondheidssystemen de veerkracht hebben om grootschalige gezondheidsbedreigingen aan te pakken met de nodige collectieve actie. Privatisering van de gezondheidsdiensten en individualisering van de risico’s kunnen ons vermogen om deze en toekomstige wereldwijde pandemieën aan te pakken, verder ondermijnen.  

Wim De Ceukelaire en Chiara Bodini. Beiden zijn gezondheidsprofessionals van de Belgische ngo Viva Salud, en gezondheidsactivisten van de wereldwijde People’s Health Movement.